Leerdoelen
Leeroriëntaties
Een docent kan verschillende leeroriëntaties kiezen om de focus van het ondernemerschapsonderwijs te bepalen. Afhankelijk van de gekozen oriëntatie worden passende leerdoelen geformuleerd. Binnen breed ondernemerschapsonderwijs onderscheiden we vijf mogelijke, en vaak combineerbare, leeroriëntaties:
- Kennis over ondernemerschap: ondernemerschap als voorwerp van studie- en onderzoek.
- Persoonlijk ondernemerschap: het vermogen om zélf richting te geven aan je acties, keuzes en ontwikkeling — in werk, leren én leven.
- Extern ondernemerschap: het starten en runnen van een eigen onderneming of organisatie, al dan niet vanuit zakelijke overwegingen.
- Intern ondernemerschap (intrapreneurship): het bijdragen aan innovatie en waardecreatie binnen een bestaand bedrijf of organisatie.
- Impactondernemerschap: het realiseren van sociale, maatschappelijke of ecologische impact, gericht op globale uitdagingen en transities.
Principes
Het formuleren van leerdoelen geeft richting en houvast aan studenten en docenten. Maar hier schuilt ook een spanningsveld. Te concrete, gedetailleerde leerdoelen kunnen het leerproces juist verstikken en leiden tot overstructurering. De kracht van ondernemend leren – namelijk het onvoorspelbare, het eigenaarschap, de leerverrassing – dreigt dan verloren te gaan.
Om die valkuil te vermijden, helpt het om bij het formuleren van leerdoelen uit te gaan van een aantal principes:
- Begin bij de visie en het eindprofiel: Wat is de bedoeling van het leer- of onderwijsprogramma? Wat moeten studenten aan het eind kunnen, weten of zijn?
- Vertaal competenties naar open of adaptieve leerdoelen: Formuleer doelen die richting geven, maar ruimte laten voor eigen invulling, zoals:
- “De student draagt bij aan waardecreatie in een context naar keuze.”
- “De student toont initiatief in het realiseren van een idee met maatschappelijke relevantie.”
- Werk met leerintenties in plaats van vaste eindpunten: Denk in termen van leeruitnodigingen of ontwikkelvragen die studenten stimuleren om eigenaarschap te nemen over hun proces:
- “Hoe wil jij waarde creëren – voor wie, en waarom?”
- “Wat kom jij tegen als je initiatief neemt, en wat leer je daarvan?”
- Begeleid het proces, niet alleen het resultaat: Gebruik reflectie als centrale component van het leerproces. Het gaat niet alleen om wat een student of studententeam bereikt, maar hoe dat tot stand is gekomen, wat geleerd is en hoe men zich als ondernemend persoon of team ontwikkelt.
Competentiemodellen
Leerdoelen in ondernemend leren kunnen niet alleen inhoudelijk verschillen, maar ook qua niveau van complexiteit. Competentiemodellen, zoals EntreComp, EntreSpiegel en de Wondernemersscan, beschrijven sets van ondernemende competenties die richting geven aan het onderwijsontwerp. Deze kunnen gecombineerd met andere competentieraamwerken zoals onder meer Digicomp en Greencomp.
Taxonomieën & rubrics
Daarnaast kunnen taxonomieën dienen als classificatiesysteem om leerdoelen te rangschikken naar complexiteit en worden gekoppeld aan rubrics.
Taxonomieën zijn classificatiesystemen die leerdoelen of leeruitkomsten indelen in niveaus van complexiteit of abstractie. De bekendste is de taxonomie van Bloom (en de gereviseerde varianten), maar ook alternatieven zoals de SOLO-taxonomie van Biggs en Collis bieden mogelijkheden om het leerproces te structureren en differentiëren.
Rubrics zijn beoordelingsinstrumenten die concreet beschrijven hoe goed een student aan een bepaald leerdoel voldoet, vaak in meerdere prestatieniveaus. Een rubric kan bijvoorbeeld vier kolommen hebben: beginner, gevorderd beginner, competent, excellent, met duidelijke criteria per niveau.
Een taxonomie helpt je om te bedenken en formuleren wat studenten op welk niveau moeten leren.
Een rubric helpt je om te meten en beoordelen hoe goed ze dat daadwerkelijk doen.
Ze vullen elkaar dus aan: je kunt eerst een taxonomie gebruiken om je leerdoelen te structureren, en daarna een rubric ontwerpen om te evalueren of de student het beoogde niveau heeft bereikt.