Vlaggen EU

Versterken onderzoeks- en innovatiecapaciteit - oktober 2023 GTI Limburg

Wat is de oproep ‘onderzoeks- en innovatiecapaciteit’ en welke projecten verwachten we?

Binnen deze oproep zijn we op zoek naar projecten die een bijdrage kunnen leveren aan het versterken van onderzoeks- en innovatiecapaciteit. We focussen daarbij vooral op  investeringsprojecten. Flankerende werkingsactiviteiten (bij uitbouw / exploitatie van infrastructuur) zijn niet uitgesloten, indien het staatssteunregime dit toelaat, maar moeten hoe dan ook beperkt zijn (zowel inhoudelijk als financieel). Louter werkingsprojecten komen voor deze projectoproep niet in aanmerking.

Er is in Vlaanderen bijkomende nood aan gerichte investeringen in (gedeelde) O&O-infrastructuren, die aansluiten bij de Vlaamse kenniscentra en speerpuntclusters. 

Bijzondere aandachtspunten rond onderzoek en innovatie zijn onder andere: 

  1. De verdere bevordering van open innovatieplatformen en ecosystemen, toegankelijk voor een breed spectrum van actoren (kennisinstellingen, ondernemingen). 
  2. De toeleiding van kmo’s naar nieuwe en ook bestaande infrastructuur om de interactie met kennisinstellingen te versterken en de omzetting naar commerciële producten en diensten te versnellen. 
  3. Meer investeringen in horizontale gebieden, zoals digitalisering, die een louter sectorale benadering overstijgen en die op hun beurt moeten leiden tot de creatie van nieuwe ondernemingen en producten. 

De ontwikkeling en creatie van nieuwe, praktische toepassingen op basis van geavanceerde technologieën vereist samenwerking tussen kenniscentra, clusterorganisaties en ondernemingen. 

Vanuit deze vaststellingen blijkt de nood aan bijkomende onderzoeks- en innovatiecapaciteit die voldoet aan de volgende kenmerken: 

  • Investeringen in (gedeelde) infrastructuur, i.c. state of the art installaties, machines, hardware en de behuizing ervan. Deze infrastructuur ondersteunt innovatie-ecosystemen van meerdere organisaties en is toegankelijk voor een breed spectrum van (potentiële) actoren (kennisinstellingen en private ondernemingen).
  • Onderzoek en ontwikkeling op een hoog TRL-niveau die zodoende de marktintroductie van innovatieve toepassingen kan stimuleren en faciliteren. 
  • Vraaggedreven karakter, inspelend op opportuniteiten die voor Vlaamse ondernemingen relevant zijn. 
  • Beheer en uitvoering volgens een quadruple helixmodel. Naast de ondernemingen en de kennisinstellingen hebben ook overheden en eindgebruikers of burgers een relevante rol. 
  • Gericht op het remediëren van bestaande maatschappelijke noden (gezondheid, vergrijzing, mobiliteit, klimaatsverandering, energie-efficiëntie, circulaire en biogebaseerde economie, …), naast een economische toegevoegde waarde. 
  • Duurzaam karakter: de blijvende impact van investeringen moet verzekerd zijn, met voldoende verzekering van de benutting van de infrastructuur op lange termijn, gebaseerd op een duurzaam business model. 
  • Gericht op sectoren met een groot potentieel voor Vlaamse ondernemingen, in het bijzonder de 10 prioritaire domeinen van de Vlaamse Slimme Specialisatie Strategie, alsook (sectoroverstijgende) niches met aangetoond groeipotentieel voor Vlaanderen. Er moet daarbij ook wel ruimte blijven voor nieuwe trends in het snel evoluerende innovatielandschap. 

Concreet kan zich dit vertalen in volgende acties: 

  • Uitbreiding van investeringen bij de bestaande kenniscentra, op voorwaarde dat deze voldoen aan bovenstaande kenmerken. 
  • Uitbreiding van investeringen bij de bestaande clusterorganisaties (waaronder de erkende speerpuntclusters). Clusterorganisaties beschikken reeds over een sterk draagvlak. Bijkomende investeringen in technologische innovaties moeten de sector die de clusterorganisatie vertegenwoordigen naar een hoger niveau tillen. 
  • Uitbreiding van capaciteit bij ondernemingen, met als expliciet doelstelling om deze infrastructuur te delen op non-discriminatoire basis en tegen marktconforme prijzen. 
  • Voorzien van collectieve energie-efficiënte bedrijfshuisvesting voor ondernemingen die actief zijn in het ontwikkelen van innovatieve toepassingen, mogelijk in de nabijheid van (strategische) onderzoekscentra. Dit met de bedoeling om kruisbestuiving te realiseren, zodat nieuwe producten en diensten, op basis van een werkbaar business model, gerealiseerd kunnen worden (incubatoren). 
  • Uitbouw van kenniscentra waar co-creatie tussen ondernemingen en kennisinstellingen een expliciete doelstelling is, met de bedoeling om nieuwe producten en diensten te creëren.  
  • Realisatie van innovatie-ecosystemen tussen meerdere organisaties binnen samenwerkingsverbanden op basis van een duurzaam en innovatief businessmodel. 
  • De (fysieke) uitbouw van living labs en proeftuinen waar innovatieve toepassingen ontwikkeld en getest worden met oog op overdraagbaarheid naar ondernemingen, met voldoende mechanismen voor verspreiding van kennis. Het moet daarbij gaan om kennis die breed toepasbaar is en individuele cases overstijgt. 
  • De uitbouw van pilootlijnen en demonstratiecapaciteit, vaak de laatste stap in de richting van vermarkting. In praktijk kan dit aanleiding geven tot de uitbouw van pilootfabrieken die een boost betekenen voor de gehele sector waarin de pilootfabriek opereert. 

Hoger omschreven acties moeten vooral gericht zijn op de prioritaire domeinen van de Vlaamse Slimme Specialisatie (zie lager) en de voorziene transities rond industrie, klimaat en circulaire economie. Deze domeinen zijn gekenmerkt door een aanzienlijk draagvlak en hebben een groot groeipotentieel. Dit potentieel betekent eveneens dat grote technologische evoluties zullen plaats vinden waarbij ondersteuning van ondernemingen bij het implementeren van deze innovaties noodzakelijk zal zijn. 

De prioritaire domeinen van de Vlaamse Slimme Specialisatie zijn de volgende: 

  • Duurzame chemie, 
  • Geavanceerde materialen; 
  • Slimme maakindustrie; 
  • Gezondheid; 
  • Gespecialiseerde logistiek; 
  •  Agro food industrie, 
  • Elektronische systemen, Internet of Things, photonica, 
  • Energie; 
  • Cleantech; 
  • Blauwe economie; 

Raadpleeg de laatste versie van de Vlaamse Slimme Specialisatiestrategie

GTI Limburg

Om de territoriale cohesie te versterken, voorziet het EFRO-programma in het instrument van de “Geïntegreerde Territoriale Investeringen” (GTI). Een GTI laat toe dat een specifieke geïntegreerde strategie wordt ontwikkeld, die rekening houdt met de specifieke sociaal - economische en territoriale kenmerken van het gebied. Dit zal een regioversterkende aanpak toelaten, gebaseerd op samenwerking tussen verschillende overheidsniveaus en over administratieve grenzen heen. 

De GTI Limburg resulteert uit de erkenning van de provincie Limburg als transitieregio. Om in te spelen op nieuwe uitdagingen, werd een geïntegreerde strategie (SALK turbo) uitgewerkt. Een nieuw, toekomstgericht actieplan om de Limburgse economie duurzaam te versterken en te versnellen (www.salkturbo.be). 

De GTI Limburg behelst alle projecten op het grondgebied van de provincie Limburg. Projecten die passen binnen de SALKturbo-strategie genieten daarbij de voorkeur.

Contact

Adres
VLAIO

Koning Albert II-laan 35 bus 12
1030 Brussel
België

Telefoon