Hoeveel bedraagt de compensatie indirecte emissiekosten?
Berekening
De compensatie indirecte emissiekosten wordt als volgt berekend:
- De steun wordt aangevraagd en berekend per installatie
- Een installatie kan een (of meerdere) productbenchmark-subsintallatie(s) en/of een fallback-subinstallatie omvatten. Een productbenchmark-subsintallatie is een (deel van een) installatie waaruit producten voorvloeien die behoren tot één van de 14 sectoren waarvoor een productspecifieke efficiëntiebenchmark voor elektriciteitsverbruik werd opgesteld (volgens de aanvulling op de richtsnoeren). Een fallback-subinstallatie is een (deel van een) installatie waaruit producten voorvloeien die behoren tot één van de 14 sectoren, maar waarvoor geen productspecifieke efficiëntiebenchmark voor elektriciteitsverbruik werd opgesteld
- Als met eenzelfde installatie producten vervaardigd worden die onder de 14 sectoren vallen en producten die daar niet aan beantwoorden, dan wordt er alleen een compensatie gegeven voor de indirecte emissiekosten met betrekking tot de producten die onder de in aanmerking komende sectoren vallen
- Voor productbenchmark-subsintallaties wordt de steun berekend op basis van het theoretische elektriciteitsverbruik volgens het productievolume en de bijbehorende benchmark. Fallback-subinstallaties worden gesteund volgens het reële elektriciteitsverbruik en onafhankelijk van de oorsprong van de elektriciteit (elektriciteitsnet, wkk, hernieuwbare energie, …)
- Als de installatie wordt geëxploiteerd meerdere ondernemingen, dan wordt er alleen steun toegekend voor het deel dat wordt geëxploiteerd door de steunaanvragende onderneming
Formules
Voor de berekening van het bedrag worden volgende parameters gehanteerd:
- Een steunintensiteit (Ai) van 75%*
- Een constante, marktgebaseerde CO2-emissiefactor (Ct) van 0,51 ton CO2/MWh**
- Een variabele EUA-termijnkoers (Pt-1)
* Behalve wanneer het uitzonderingsmechanisme geactiveerd wordt, hetgeen de 75%-steunintensiteit kan doorbreken. Zie daaromtrent het stuk 'Uitzonderingsmechanisme' en de tabel bij ‘EUA-termijnkoers en steunintensiteit’ verder op deze pagina.
** In 2025 voorziet de Europese Commissie een tussentijdse update van de richtsnoeren. Deze waarde geldt tot dan. Ook de benchmarkwaarden kunnen op dat moment herzien worden.
De berekening van het bedrag van de compensatie indirecte emissiekosten is verschillend voor een productbenchmark-subinstallatie en voor een fallback-subinstallatie. De productbenchmark-subinstallatie heeft het productievolume en de fallback-subinstallatie heeft het elektriciteitsverbruik als basis voor de berekening.
1) Formule voor de productbenchmark-subinstallatie:
Amaxt = Ai * Ct * Pt-1 * Et * AOt
Met:
- Amaxt: het subsidiebedrag voor het emissiejaar t
- Ai: de steunintensiteit voor het emissiejaar t
- Ct: de CO2-emissiefactor, uitgedrukt in ton CO2/MWh (= 0,51 ton CO2/MWh voor België)
- Pt-1: de EUA-termijnkoers, uitgedrukt in euro/ton CO2 in het kalenderjaar t-1
- Et: de productspecifieke efficiëntiebenchmark voor elektriciteitsverbruik voor het emissiejaar t
- AOt: het productievolume in ton van het emissiejaar t
De productspecifieke efficiëntiebenchmarks (Et) zijn degressief. Meer informatie daaromtrent kan gevonden worden in tabel 1 van de aanvulling op de richtsnoeren.
2) Formule voor de fallback-subinstallatie:
Amaxt = Ai * Ct * Pt-1 * EFt * AECt
Met:
- Amaxt: het subsidiebedrag voor het emissiejaar t
- Ai: de steunintensiteit voor het emissiejaar t
- Ct: de CO2-emissiefactor, uitgedrukt in ton CO2/MWh (= 0,51 ton CO2/MWh voor België)
- Pt-1: de EUA-termijnkoers, uitgedrukt in euro/ton CO2 in het kalenderjaar t-1
- EFt: de fallback-efficiëntiebenchmark voor elektriciteitsverbruik in het emissiejaar t
- AECt: het elektriciteitsverbruik in MWh van het emissiejaar t
De fallback-efficiëntiebenchmark voor elektriciteitsverbruik (EFt) is degressief als volgt:
Emissiejaar | Fallback-efficiëntiebenchmark (in %) |
2021 | 80,00 |
2022 | 79,13 |
2023 | 78,27 |
2024 | 77,41 |
2025 | 76,57 |
2026 | 75,73 |
2027 | 74,91 |
2028 | 74,09 |
2029 | 73,28 |
2030 | 72,49 |
Uitzonderingsmechanisme
Voor bepaalde emissiejaren (emissiejaren 2022 en 2023) kan meer dan 75% van de indirecte emissiekosten gecompenseerd worden. Dit ‘uitzonderingsmechanisme’ treedt in werking als het eigen aandeel groter is dan 1,5% van de bruto toegevoegde waarde van de onderneming en verhoogt de steun dan tot maximaal 95%.
Het eigen aandeel is het niet-gecompenseerde deel van de indirecte emissiekosten (25% bij een standaardsteunintensiteit van 75%).
Eigen aandeel = 0,25 x Ct × Pt-1 × E (respectievelijk EF) × AOt (respectievelijk AECt)
in het geval van een productbenchmark-subinstallatie, respectievelijk een fallback-subinstallatie.
De Europese Commissie eiste initieel dat de bruto toegevoegde waarde op het niveau van de ondernemingsgroep werd berekend. Ze kwam intussen terug op dit principe en staat nu toe dat de bruto toegevoegde op het niveau van de individuele onderneming wordt berekend.
De bruto toegevoegde waarde wordt dan als volgt berekend uit de neergelegde jaarrekening van de Belgische onderneming:
Bruto toegevoegde waarde = (codes) 70 + 71 + 72 + 74 - 60 - 61 - 640/8
met:
- 70: omzet
- 71: voorraad goederen in bewerking en gereed product en bestellingen in uitvoering
- 72: geproduceerde vaste activa
- 74: andere bedrijfsopbrengsten
- 60: handelsgoederen, grond- en hulpstoffen
- 61: diensten en diverse goederen
- 640/8: andere bedrijfskosten
Let op: de bruto toegevoegde waarde moet berekend worden voor het emissiejaar (1 januari - 31 december), ook als die periode niet overeenkomt met het boekjaar.
Bedrijven met gebroken boekjaren tellen de bruto toegevoegde waarde van elk boekjaar mee voor evenveel maanden als het overlapt met het emissiejaar. Een bedrijf met een boekjaar 1 oktober – 30 september berekent de bruto toegevoegde waarde van het emissiejaar dus door de bruto toegevoegde waarde van boekjaar 1 aan 3/12 (25%) en de bruto toegevoegde waarde van boekjaar 2 aan 9/12 (75%) mee te tellen.
Je hoeft geen (gecertificeerd) (fiscaal) accountant of bedrijfsrevisor meer in de arm te nemen om de bruto toegevoegde waardeberekening te attesteren.
Heeft de onderneming alleen (een) Vlaamse installatie(s)? Dan wordt de meersteun berekend als het kleinste resultaat van de volgende formules:
Vlaams eigen aandeel – 1,5% van de bruto toegevoegde waarde
Vlaams steunbedrag / 75 x 20
De laatste formule zorgt voor de aftopping van de meersteun op 20%, ofwel van de totale steun voor dat emissiejaar op 95%, van de indirecte emissiekosten.
Voorbeeld
Indirecte emissiekosten = 400.000 euro, waarvan:
- 300.000 euro steun (75%)
- 100.000 euro eigen aandeel (25%)
Stel:
- bruto toegevoegde waarde = 1.000.000 euro ➔ 1,5% van btw = 15.000 ➔ eigen aandeel > 1,5% van btw ➔ (100.000 euro – 15.000 euro =) 85.000 euro meersteun, beperkt tot 95% van de indirecte emissiekosten (zijnde 380.000 euro) ➔ steun wordt verhoogd tot 380.000 euro
- bruto toegevoegde waarde = 3.000.000 euro ➔ 1,5% van btw = 45.000 ➔ eigen aandeel > 1,5% van btw ➔ (100.000 euro – 45.000 euro =) 55.000 euro meersteun ➔ steun wordt verhoogd tot 355.000 euro (want blijft onder plafond van 95% van de indirecte emissiekosten (zijnde 380.000 euro))
- bruto toegevoegde waarde = 10.000.000 euro ➔ 1,5% van btw = 150.000 euro ➔ eigen aandeel < 1,5% van btw ➔ geen meersteun
Heeft de onderneming ook (een) Waalse installatie(s) die compensatie voor indirecte emissiekosten ontvang(t)(en)? Dan is dat stuk mee van belang om te bepalen of de onderneming recht heeft op het uitzonderingsmechanisme en wordt de Vlaamse meersteun als volgt berekend (kleinste resultaat van de volgende formules):
Vlaams eigen aandeel-(1,5% bruto toegevoegde waarde x (Vlaamse Indirecte Emissiekosten)/(Vlaamse + Waalse Indirecte Emissiekosten))
Vlaams steunbedrag / 75 x 20
De eerste formule is aangepast om alleen het Vlaamse stuk meersteun over te houden. De laatste formule zorgt voor de aftopping van de meersteun op 20% ofwel van de totale steun op 95% van de indirecte emissiekosten.
Kortom: als de onderneming het uitzonderingsmechanisme inroept, wordt 25% van de indirecte emissiekosten (eigen aandeel) vergeleken met 1,5% van de bruto toegevoegde waarde en wordt de steun verhoogd met het verschil, beperkt tot een maximale steun van 95% van de indirecte emissiekosten.
Let op: de investeringsverplichting geldt ook voor de meersteun door het uitzonderingsmechanisme!
Hier vind je onder de titel ‘Uitzonderingsmechanisme aanvragen’ meer informatie over de aanvraagprocedure van de meersteun.
EUA-termijnkoers en steunintensiteit
De EUA-termijnkoers bedraagt:
Periode | Emissiejaar | EUA-termijnkoers (€/t CO2) | Steunintensiteit |
Huidige | 2025 | 68,86 | 75% |
2024 | 89,30 | 75% | |
2023 | 83,59 | 75% (uitzonderingsmechanisme aan max. 95%) | |
2022 | 54,06 | 75% (uitzonderingsmechanisme aan max. 95%) | |
2021 | 25,09 | 75% | |
Vorige | 2020 | 25,21 | 75% |
2019 | 16,17 | 75% | |
2018 | 5,88 | 80% | |
2017 | 5,40 | 80% | |
2016 | 7,80 | 80% | |
2015 | 6,17 | 85% | |
2014 | 4,68 | 85% | |
2013 | 7,93 | 85% |